Hier vind je de veelgestelde vragen over het Centre of Expertise Preventie in Zorg en Welzijn.
Geen antwoord op je vraag? Neem gerust contact op.
Marieke Slootman & Sarah Uitman
Met een online Veerkrachttool voor professionals beogen we bij te dragen aan een bredere veerkrachtbenadering binnen de ondersteuning aan jongeren.
Binnen dit project ontwikkelen het Lectoraat Jeugd en Samenleving en Stichting Augeo een online Veerkrachttool op basis van de Veerkrachtpraatplaat die in 2021 – o.a. door het lectoraat Jeugd en Samenleving – is ontwikkeld in het OJOV-project (Ondersteuning Jeugd in Overgang naar Volwassenheid). Deze tool kunnen professionals in de hulpverlening en coaches inzetten in hun ondersteuning van jongeren om hun veerkracht te vergroten.
De doorontwikkeling tot een digitale tool, die open access wordt aangeboden via het platform van Augeo Foundation, biedt een veelbelovende mogelijkheid om de Veerkrachtpraatplaat door te ontwikkelen tot een instrument dat breed toegankelijk is, en aantrekkelijk en gemakkelijk is in het gebruik voor professional en jongeren. Met dit project vertalen we onderzoeksresultaten naar impact.
Laurence Alpay & Janine Sikkens
Patiënten met reumatische auto-immuunsysteemziekten moeten regelmatig naar het ziekenhuis voor controle omdat meerdere orgaansystemen aangetast kunnen raken. Tot op heden wordt nog weinig monitoring op afstand gedaan bij deze patiëntengroep. eHealth is een middel om monitoring vanuit de thuissituatie mogelijk te maken en bij te dragen aan klinische zorg op maat voor deze patiënten, waarbij de frequentie van polikliniekbezoek verminderd kan worden en zelfmanagement van de patiënt kan toenemen.
Op dit moment wordt in het LUMC in verschillende zorgpaden “The Box Concept” gebruikt een wetenschappelijk onderbouwde box voor patiënten met thuismeetapparatuur (bijvoorbeeld een bloeddruk meter en stappenteller) en een CE- gecertificeerde gekoppelde applicatie die het gemakkelijker maakt om waarden te delen en contact te hebben met de behandelaar. In dit project zal onderzocht worden hoe “The Box Concept” ingezet kan worden voor patiënten met reumatische auto-immuunsysteemziekten door te inventariseren welke wensen en behoeften er zijn voor eHealth thuismonitoring onder patiënten en zorgprofessionals.
We focussen ons daarbij op patiënten met de meest ernstige vormen van reuma, waarbij het zorggebruik het hoogst is. Het resultaat zal bestaan uit een aanbeveling hoe The Box concept onderdeel uit kan maken van een zelfmanagementprogramma voor patiënten met reumatische auto-immuunsysteemziekten.
Wilma Swildens, Berno van Meijel, Lilian Linders, Esther Krijnen & Welmoed van Ens
De specialistische GGZ is bedoeld voor mensen met ernstige en ingewikkelde psychische klachten. In de praktijk blijven mensen echter vaak lang in de SGGZ, ook als de psychiatrische klachten stabiel zijn of zodanig verminderd zijn dat ze geen ernstige klachten (meer) hebben. Het zorgbeleid is erop gericht dat de specialistische zorg als dat gezien de klachten mogelijk is, wordt afgeschaald naar lichtere zorg, zoals eerstelijnszorg en het sociaal domein. Dit dient wel zo te gebeuren dat gezondheid en maatschappelijk herstel worden bevorderd en dat ernstige terugval van psychische problemen, wordt voorkomen. Het project Doorstroom 1.0 onderzocht doorstroom bij de Gebiedsteams GGZ in Utrecht. Deze teams werken volgens het model Flexibele Assertive Community Treatment (FACT) en bieden vanuit wijklocaties vooral specialistische psychiatrische zorg aan mensen met psychotische stoornissen, langdurige persoonlijkheidsstoornissen en/of verslaving. Het project leverde drie belangrijke inzichten op:
1. Cliënten zonder ernstige klachten in de SGGZ
Bij de Gebiedsteams GGZ had 23% van de cliënten de afgelopen 2 weken geen ernstige psychiatrische klachten. Zij hadden onder andere een hogere kwaliteit van leven, meer betaald werk en minder vaak de diagnose persoonlijkheidsstoornis dan mensen die wel ernstige klachten hadden. Een aanzienlijk deel van deze groep had in het afgelopen half jaar ook geen ernstige psychiatrische klachten.
2. Redenen om mensen zonder klachten in zorg te houden
Belangrijke redenen om mensen zonder ernstige problemen in zorg te houden waren risico op heftige terugval, sociaal-maatschappelijke problemen zoals dakloosheid en sociale isolatie, en het ontbreken van een geschikt vervolg. Hulpverleners vonden vaak dat andere de eerste lijn en sociale instanties niet genoeg kennis en mogelijkheden hadden om de zorg over te nemen. Zij kunnen bijvoorbeeld niet de medicatie voorschrijven die de cliënt nodig heeft om stabiel te blijven, of het medicatiegebruik niet goed monitoren of kunnen geen intensievere zorg bieden als iemand uit beeld verdwijnt of achteruitgaat.
3. Hoe de doorstroom kan worden verbeterd
Op basis van het onderzoek is het Doorstroom Instrument ontwikkeld. Dit instrument helpt hulpverleners, cliënten en naasten te bespreken wanneer de behandeling in de SGGZ kan stoppen en een plan te maken voor een goed vervolg.
Uit het onderzoek bleek ook een versterkte samenwerking tussen de SGGZ en andere instellingen nodig is om doorstroom te bevorderen.
Kersti de Lugt-Lustig, Noor Christoph & Laurence Alpay
Mondgezondheid is een belangrijke parameter voor kwaliteit van leven en gezond oud worden1. Een slechte mondgezondheid kan leiden tot problemen bij eten en drinken, tandvleesproblemen, infecties, sociale isolatie en er lijkt er een verband te bestaan tussen slechte mondgezondheid, hartziekten en aspiratiepneumonie.
Uit diverse studies blijkt dat ouderen verblijvend in woonzorgcentra, vaak niet goed in staat zijn hun mond te verzorgen door mentale en fysieke beperkingen.
Een sleutelfunctie op het gebied van mondverzorging moet dan worden vervuld door verzorgenden. Uit onderzoek blijkt dat de kennis, attitude en vaardigheden van verzorgenden op het gebied van mondverzorging voor (kwetsbare) ouderen onvoldoende is4 . Seleskog5 toonde in zijn studie aan dat de kennis en attitude van zorgprofessionals t.a.v. de mondverzorging bij ouderen verbetert door integratie van tandheelkundige professionals in het zorgteam van het woonzorg centrum. Dit leidt echter niet tot een verbetering van de complexe mondzorg vaardigheden.
In 2023 is een ‘award winning’ pilotstudie vanuit het Universitair Netwerk Ouderenzorg Amsterdam (locatie VUmc) gestart in woonzorgcentrum Naarderheem (Zorggroep Vivium) om het korte termijneffect op de mondzorgvaardigheden van verzorgenden door “coaching-on-the-job” gedurende het geven van mondverzorging aan verzorgenden te meten. Deze coaching wordt gegeven door speciaal daarvoor getrainde mondzorgkunde studenten vanuit de opleiding mondzorgkunde van Hogeschool Inholland.
Deze positief beoordeelde CoE aanvraag bouwt voort op deze pilotstudie en heeft als doelstelling om te verkennen wat de vereisten zijn voor een training-tool waarmee verzorgenden in woonzorgcentra, in de wijkverpleging en in diverse GGZ-instellingen, ook op de langere termijn, ondersteund kunnen worden in het verbeteren en onderhouden van hun mondzorgvaardigheden.
Harmen Bijwaard & Martijn Kamphuis
De (radiologische) zorg staat onder druk vanwege een groeiend personeelstekort. Daarnaast blijven de zorgkosten in Nederland stijgen, terwijl de maatschappelijke draagkracht voor verdere groei beperkt lijkt te zijn. Deze twee belangrijke trends zetten de toegankelijkheid van de zorg onder druk.
Gelukkig biedt Kunstmatige Intelligentie (A.I.) een veelbelovende weg naar verbetering van zowel de kwaliteit als de toegankelijkheid van de zorg. A.I. heeft het potentieel om de werklast van radiologen en MBB’ers te verlichten en biedt tevens mogelijkheden om werkprocessen te optimaliseren. Vooral in de preventieve zorg is A.I. van groot belang, bijvoorbeeld in borst- en longkankerscreening, waar de zorgbehoefte hoog is. Helaas wordt het gebruik van deze toepassingen belemmerd door een hiaat in kennis en implementatie.
Met de opbrengsten van het RAILL-project wordt direct bijgedragen aan het verbeteren van secundaire preventie in de regio Noord-Holland. Dit draagt niet alleen bij aan de kwaliteit van zorg in de regio, maar vergroot ook de uitvoerbaarheid op en duurzaamheid van de afdeling radiologie.
Het RAILL-project richt zich op drie belangrijke thema’s. Allereerst wordt de toegevoegde waarde van bestaande A.I.-toepassingen in de radiodiagnostiek onderzocht. Ten tweede wordt gekeken naar de waarde van A.I.-toepassingen in de workflow met betrekking tot verslaglegging van onderzoeken. Als laatste wordt er een generieke klinische implementatiestrategie ontwikkeld voor nieuwe A.I.-toepassingen. We verwachten dat deze drie thema’s een impuls zullen geven aan de radiologische preventieve zorg.
Richard de Brabander & Nesrin el Ayadi
Ecosociale initiatieven proberen op lokaal en kleinschalig niveau bij te dragen aan de duurzame ontwikkelingsdoelen en combineren ecologische en sociale doelen om onder andere de positie van gemarginaliseerde groepen te versterken. Toch merken deze initiatieven dat deze groepen vaak een drempel ervaren om deel te nemen: ecosociale initiatieven kampen met een elitair imago en lijken moeilijk aan te sluiten bij de leefwereld van gemarginaliseerde groepen. Deze voelen zich niet aangesproken en herkennen zich nauwelijks in de grote en abstracte duurzame ontwikkelingsdoelen. Naast inhoudelijke drempels zien we ook dat er uitdagingen bestaan wat betreft de vorm van ecosociale praktijken: het taalgebruik, de vormgeving, de interactie sluiten bepaalde groepen (onbedoeld) uit.
Het doel van EcoVoice is tweeledig. Enerzijds beoogt het project te onderzoeken of en hoe ecosociale praktijken deelname en betrokkenheid van gemarginaliseerde groepen kunnen bevorderen en welke belemmeringen en drempels daaraan ten grondslag liggen. Anderzijds beoogt het project om creatieve werkvormen in kaart te brengen, te selecteren en te implementeren om samen met gemarginaliseerde groepen vorm en inhoud te heven aan deze praktijken en in gesprek te gaan over leef- en voedingsstijlen en/of andere thema’s die raken aan duurzame ontwikkelingsdoelen. Dit doen we op een manier die recht doet aan de dagelijkse leefwereld en vermogens of capabilities van gemarginaliseerde groepen.
Berno van Meijel, Esther Krijnen & Froukje Wielinga
Kinderen en jongeren met Foetale Alcohol Spectrum Stoornissen (FASD) vormen een zeer kwetsbare doelgroep in Nederland. Hoewel er geen officiële Nederlandse FASD-prevalentiecijfers zijn, wordt het aantal personen met FASD geschat op 1,3% van de Nederlandse bevolking2. Ongeacht de timing en de hoeveelheid van alcoholconsumptie kan er (ernstige) neurologische schade optreden. Kinderen met FASD lopen een hoog risico op bijkomende problematiek, zoals psychische problemen, een verstoorde schoolcarrière, opname in een gesloten setting, ongepast seksueel gedrag of middelenproblematiek, waardoor ze verminderd kunnen participeren aan de samenleving.
Vroegtijdige diagnostiek en passende hulpverlening kunnen de impact van FASD significant verkleinen op korte en lange termijn. Om te komen tot een diagnose is het van belang dat er signalering plaatsvindt van prenatale blootstelling aan alcohol (PBA) en FASD. Een belangrijk moment waarop PBA kan worden gesignaleerd is na binnenkomst bij een zorgorganisatie, bijvoorbeeld tijdens een intake of ontwikkelingsanamnese. Tijdens intakes wordt echter te weinig aandacht besteed aan signalering van PBA wanneer het een kleine hoeveelheid betreft en bij blootstelling in het eerste trimester, zo bleek uit het onderzoek FASD K&J van het lectoraat GGZ-Verpleegkunde.
Door structureel gebrek aan signalering van PBA en FASD blijft FASD ondergediagnosticeerd. Hierdoor is er onvoldoende prioriteit om passende hulpverlening te bieden die is afgestemd op de zorgbehoeften van kinderen met FASD. Kinderen met FASD krijgen vaak eerst allerlei andere diagnoses, zoals ADHD, ASS of LVB en ontvangen hulp die niet blijkt te werken. Dit kan beschadigend zijn voor het kind en frustrerend voor de hulpverleners en ouders. Het risico op bijkomende problematiek, zoals psychische problemen, wordt hierdoor vergroot.
Er wordt een tool ontwikkeld waarmee professionals van zorgorganisaties prenatale blootstelling en FASD vroegtijdig kunnen signaleren, waardoor FASD vroegtijdig gediagnosticeerd kan worden en er tijdig passende begeleiding en behandeling kan worden geboden die is afgestemd op zorgbehoeften van het individuele kind en diens systeem.
Jasmijn Holla, Sheila Gopie & Esther Krijnen-de Bruin
Veel mensen met een ernstige psychische aandoening (EPA) hebben een ongezonde leefstijl met als gevolg een sterk verhoogd risico op psychische en lichamelijke co-morbiditeit, een verminderde kwaliteit van leven en een 15-20 jaar kortere levensverwachting dan mensen zonder EPA. Ongeveer tweederde van de vroegsterfte onder mensen met EPA is toe te schrijven aan een verhoogde kans op fysieke aandoeningen.
Arkin Jeugd & Gezin in Amsterdam heeft drie Flexible Assertive Community Treatment (FACT) Jeugdteams. Binnen deze FACT-teams worden jongeren tussen de 14-23 jaar oud met psychische problemen en problemen op andere levensgebieden outreachend begeleid in hun herstel. Bij veel van deze jongeren ontbreekt het aan een steunsysteem, zingeving en dagstructuur, wat ertoe leidt dat zij deels tot niet kunnen participeren in de maatschappij. De leeftijdsfase 14-23 jaar is een fase van ontwikkeling naar volwassenheid waarin jongeren een leefstijl ontwikkelen die van invloed is op hun gezondheid en toekomst. Uit gesprekken met de projectgroep rondom leefstijl, door Arkin FACT Jeugd zelf samengesteld, blijkt dat jongeren veel hulpvragen hebben op het gebied van leefstijl. Jongeren geven bij de professionals aan vragen te hebben over (1) voeding en (2) bewegen en wensen begeleiding bij het ontwikkelen van een gezonde leefstijl
Arkin FACT Jeugd wil de kwaliteit van leven van de jongeren verbeteren door ze op maat te begeleiden bij het opbouwen van autonomie en zelfredzaamheid. Om hieraan bij te dragen werken we in deze projectaanvraag toe naar het inzetten van twee leefstijlgerelateerde interventies die bijdragen aan de resocialisatie van de jongeren: de implementatie van (1) een kookgroep en (2) een fitnessinterventie; vorm en inhoud nader te bepalen. In deze projectaanvraag worden de invloed van deze interventies op de mate van resocialisatie en de ervaringen van de betrokkenen bij deze interventies in kaart gebracht.